Wie zijn wij

De Landelijke Instelling Pokrof is de overkoepelende organisatie van (momenteel) acht Byzantijnse Gemeenschappen in Nederland.
Deze geloofsgemeenschappen ressorteren onder de Rooms-katholieke kerkprovincie van Nederland en zijn gewoon de liturgie volgens de Byzantijnse ritus te vieren. Er wordt gebeden en gezongen in het Nederlands en het Kerk-Slavisch.

Onze Instelling is voortgekomen uit het Oosters Werk van de paters Kapucijnen in Nederland, een werk waarvoor het bestuur van de Nederlandse Kapucijnenprovincie na de Tweede Wereldoorlog op verzoek van de Congregatie voor de Oosterse Kerken enkele paters had vrijgesteld om mensen uit Oost-Europa (vooral uit de voormalige Sovjetunie) materieel en geestelijk bijstand te verlenen.

De Landelijke Instelling Pokrof is in 1996 opgericht en heeft volgens de statuten de volgende doelstelling:

  1. Het coördineren en ondersteunen van de doelstellingen van de plaatselijke gemeen­schappen van de Byzantijnse ritus in het bijzonder het bevorderen van het vieren van de Goddelijke Liturgie, de Officies en het ontvangen van de Sacramenten volgens de Byzantijnse traditie;
  2. De voortzetting te bevorderen van het geestelijk werk van de Paters Kapucijnen van het Oosters Werk ten behoeve van de Byzantijnse gemeenschappen in Nederland;
  3. Het bevorderen van de samenwerking tussen de plaatselijke gemeenschappen van de Byzantijnse ritus;
  4. Het bevorderen van een oecumenische gezindheid jegens de Christelijke Kerken, de Orthodoxe Kerken in het bijzonder.

Daar vloeien onder meer de volgende taken uit voort:

  1. Het tot stand brengen van een goede verdeling van de middelen en de inzet van de geestelijken over de gemeenschappen;
  2. Het samenstellen van het rooster van Officies en Liturgieën in overleg met de betrokken gemeenschappen;
  3. Het bevorderen en zo nodig bekostigen van de opleiding van priesters en diakens van de Byzantijnse ritus;
  4. Het zorgen voor de beschikbaarheid van deskundigheid op het gebied van de Byzantijnse ritus;
  5. Het aangaan van vormen van samenwerking, waar mogelijk en wenselijk met andere op dit gebied werkzame instellingen;
  6. Daarnaast onderneemt en bevordert de instelling alle voorkomende activiteiten, dienstig aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de instelling.